Ervaringstheater Nachlass: ‘Sterven maakt je jonger’

By Errol Boon

13.02.2017 / SSBA Salon

www.ssba-salon.nl

In het kader van het Brandstichters Festival van de Stadsschouwburg Amsterdam is momenteel de intrigerende installatie Nachlass – pièces sans personnes van het Berlijnse theatercollectief Rimini Protokoll te zien. Errol Boon bezocht ‘Rimini’s meest poëtische installatie’, dacht aan Borges en schreef een essay over de aanwezige afwezigen en de levende overledenen. 

In 1929 schrijft de jonge Jorge Luis Borges een gedicht over de wijk Chacarita – een stadsdeel in Buenos Aires dat voor één derde wordt ingenomen door de grootste begraafplaats van Argentinië. Alles in Chacarita ademt de dood, zo vertelt Borges, het is de plek van sterfelijkheid bij uitstek: ‘dode mannen met vervallen baard en slapeloze ogen, / dode vrouwen, zielloos vlees en zonder toverkracht’ – aldus blijft ‘de zwendel van de dood’ zich ‘ondergronds vermenigvuldigen’. Chacarita is bovendien een wijk waarin de dood kleurloos wordt vertoond, ‘hol en numeriek, gereduceerd tot jaartallen en namen.’ Als Chacarita kon zingen, zo vertelt Borges, dan zou ze zingen: ‘De dood is leven geleefd / het leven is dood die komt; / het leven is niets anders / dan dood die loopt te pronken.’ 

Het epos over de necropolis van Buenos Aires krijgt onverhoeds een even verrassend als geniaal einde in de allerlaatste strofe van het lange gedicht. Na het wezen van Chacarita te hebben verwoord als plaats van vergankelijkheid bij uitstek, spreekt Borges ditzelfde wezen (en daarmee zijn hele gedicht) in deze laatste strofe onbeschroomd tegen:

Chacarita,
afvoerput van mijn geboorteland, van Buenos Aires, laatste glooiing,
wijk die de andere wijken overleeft en oversterft, (..)
ik heb je woorden van vergankelijkheid gehoord en ik geloof ze niet,
omdat jouw opvatting van angst een daad van leven is,

omdat de volheid van een enkele roos al meer dan al jouw marmer is.

‘Ik heb je woorden van vergankelijkheid gehoord en ik geloof ze niet.’ Dit is het moment waarop elke inwoner van Buenos Aires zich bevestigd voelt in zijn bestaan, want meer dan de vergankelijkheid zelf maakt de weerspreking hiervan de ziel uit van de wijk Chacarita. Ondanks alle sterfelijkheid en vergankelijkheid die Borges zozeer waarneemt in Chacarita, is alle angst voor de dood, alle verering van de gestorvenen, elke traan en elke roos uiteindelijk een teken van leven. Het is deze ambiguïteit, de levendige afwezigheid van de doden, die Borges met buitengewone zeggingskracht in zowel vorm als inhoud ziet in Chacarita - een plek die tegelijkertijd spreekt van zoveel dood, maar in dat spreken juist zozeer leeft. 

In 2016 maakte het Berlijnse theatercollectief Rimini Protokoll Nachlass, pièces sans personnes – een intrigerende installatie over de levendige afwezigheid van zeven mensen die (naar alle waarschijnlijkheid) inmiddels gestorven zijn. In het kader van Brandstichters festival van de Stadsschouwburg is deze installatie momenteel te zien in het Machinegebouw van het Westergasterrein. 

Het Rimini Protokoll (Helgard Haug, Daniel Wetzelf en Stegan Kaegi) maakt documentair theater dat wordt gespeeld door ‘experts van het dagelijkse leven’: mensen die direct betrokken zijn bij het onderwerp van de voorstelling. Kenmerkend voor alle voorstellingen en installaties van Rimini Protokoll is een confrontatie met de realiteit. Terwijl theater zich klassiekertrouw richt op verbeelding en mogelijkheid - ‘’Hoe kunnen Frankrijks Alpen tussen twee gordijnen passen? (..) Het kan. Verleen mij uw verbeelding!’’ (Henry V, Shakespeare) – tracht Rimini Protokoll juist de onvermengde realiteit op het podium te zetten. Door de ‘experts van het dagelijkse leven’ in plaats van acteurs op te laten treden, beoogt het Rimini Protokoll dan ook geen reproductie of representatie van een (mogelijke) werkelijkheid, maar een presentatie van de actuele werkelijkheid zelf. Niet imagine your possibility, maar check your reality is zodoende het credo van het anti-theater van Rimini Protokoll. 

In de voorstelling Mein Kampf, band 1 & 2 wordt een van de laatste verboden boeken van deze tijd gedemythologiseerd tot een literair matig, maar historisch interessant document. Hierdoor maakt een collectieve schuldrelatie tot het boek (die in Duitsland nog altijd actueel is) plaats voor reële persoonlijke relaties en subjectieve perspectieven. In de installatie Situation Rooms herbeleef je met een live multi player videogame in een perfect nagebouwd decor nauwgezet de ervaringen van tien mensen wier leven is getekend door internationale wapenhandel. Als je na afloop je ING-bankpas ophaalt die je als ‘borg’ had ingeleverd voor aanvang van de voorstelling en je hebt de gruwelijke gevolgen van wapenhandel nog vers in je geheugen, dan weet je: check your reality. 

De installatie Nachlass is misschien wel Rimini’s meest poëtische werk – geen poëzie van de verbeelding, maar een poëzie van de realiteit. De toeschouwer komt binnen in een spierwitte wachtruimte, geflankeerd door zeven deuren met elk een aftellende klok erboven. ‘Als de klok nul slaat en licht gaat geven, zal de deur opengaan en kun je de kamer betreden’, zo vertelt de publieksbegeleider. Op het plafond van de centrale ruimte is een grote wereldkaart geprojecteerd met de world deaths simulated in real time. Op basis van uitgebreide data en uitvoerig onderzoek worden de frequentie en plaats van wereldwijde doden gesimuleerd met oplichtende stipjes. Bijna elke seconde lichten er wel ergens op de kaart één of meerdere stipjes op – nu in Nigeria en Frankrijk, dan weer in New York en Kazachstan. Het is een objectivering van de dood die mij paradoxaal genoeg meer choqueert dan een willekeurige krantenfoto van een aardbeving in Turkije of een bomaanslag in de Gazastrook. Deze kale realiteit – geen huilende baby’s, maar enkel oplichtende stipjes – confronteert de toeschouwer met het feit dat hij nog leeft, juist omdat het oplichtende noodlot ook zomaar hem kan treffen. Reeds in de centrale hal komt zodoende dezelfde dialectiek naar voren als die we ook zagen in het gedicht van Borges: des te dichter de dood ons nadert, des te meer wij voelen dat we leven - een briljant stukje reality check. 

De nabijheid van de dood doet ons het leven herinneren - zo merken we als we de verschillende kamers binnentreden. In elke kamer vinden we een persoonlijk mausoleum vol met persoonlijke zaken, dierbare geuren en objecten, testamenten, bankafschriften, laatste woorden, foto’s en videoboodschappen van mensen die er waarschijnlijk niet meer zijn: van een teleurgestelde vrouw uit Zürich die euthanasie heeft aangevraagd (‘euthanasie is als het beëindigen van een destructief huwelijk’) tot een basejumper die elke week zijn leven op het spel zet door van gigantische bergen af te springen (‘wanneer iemand sterft schrijf ik nooit op zijn Facebookpagina rest in peace’). Rimini Protokoll richtte voor elk van hen een kamer in met persoonlijke spullen: hun nalatenschap. Hoewel het idee van de installatie aanvankelijk de onbehagelijke associatie opriep aan de bekende campagne van de ALS stichting (de posters met ’ik ben inmiddels overleden’), betreft het hier een veel reëler en geslaagder ervaringstheater dan een eenvoudige confrontatie met de dood: wat er telkens weer opnieuw in elke kamer centraal staat is het leven veeleer dan de dood. De toon is dan ook niet die van een naderende dood, maar van een levendige herinnering. 

Neem bijvoorbeeld de kamer van Jeanne Bellengi (een gepensioneerde bediende van een uurwerkmakerij in Neuchâtel) wier mausoleum ik aantrof in de eerste kamer die ik mocht binnentreden. Ik neem plaats aan een keukentafel waarop ettelijke foto’s verspreid liggen. ‘De foto’s blijven, maar ik ben er niet meer’ zegt Jeanne. Op papier klinkt het zwaarmoediger dan met haar frivole stem; het is namelijk juist de luchtigheid in haar stem die zozeer ontroert: ‘’De foto’s zijn een beetje zoals het lichaam van een dode. We zijn eerst altijd een beetje huiverig, daarna is het beeld altijd heel mooi.’’ Als we doodgaan worden we herinnerd door middel van foto’s, waarschijnlijk foto’s waarop we jonger en mooier zijn afgebeeld dan op het moment van sterven. ‘Sterven maakt je jonger’ merkt Jeanne daarom ironisch op. Tomas Tranströmer schreef ooit de onvergetelijke woorden: ‘De herinneringen zien mij’. Jeanne laat de herinneringen niet zien, de herinneringen laten haar zien. En toch, het zijn allemaal foto’s, allemaal herinneringen die verwijzen naar iemand die er niet meer is. Iemand wiens stem we horen maar die niet is. Jeanne schittert in haar afwezigheid. 

Een andere deur leidt naar de kamer van Nadine Ross. We horen haar vertellen hoe ze er ooit van droomde om zangeres te worden, maar door sociale omstandigheden eindigde als secretaresse in Maxeville. Voor Nadine ontwierp Rimini Protokoll het kleinste theater dat ik ooit heb gezien (zeven zitplaatsen). Aan het einde van Nadine’s verhaal gaan de gordijnen van het theatertje open. We horen Nadine zingen. Er gaat een spot aan, maar het verlicht slechts een leeg podium. Zoals we ook in kamer van Bünther Wolfarth en zijn vrouw Annemarie twee stemmen horen vanachter een leeg bureau. Zelden was afwezigheid zo tastbaar, zelden waren de gestorvenen zo levendig aanwezig. 

Het leven heeft primaat boven de dood. Het is ook daarom dat zoveel van de stemmen eindigen met: ‘Denk liefdevol aan me terug’ – het accent ligt continu bij de levende toeschouwer of bij de herinneringen die levend gehouden moeten worden. ‘Misschien zal ik je niet zien opgroeien’, zegt bijvoorbeeld Alexandre Bergerious tegen zijn dochter, ‘Ik zou willen dat je een mooie herinnering van me behoudt, van iemand die echt leefde.’ Of sterker nog, in het mausoleum van Gabriele von Brochowski horen we überhaupt niets over de dood. In de kamer van deze gepensioneerde ambassadrice van de EU in Afrika gaat het enkel over de toekomst van haar geliefde Afrika. Juist haar naderende dood maakt haar politieke nalatenschap in de levende wereld zo urgent. 

Het leven heeft primaat boven de dood, maar juist om die gedachte niet te vergeten, zoeken we de dood op. De dood fungeert als oriëntatiepunt voor het leven in het licht waarvan onze handelingen betekenis krijgen, zoals ook een vuurtoren de schipper waarschuwt voor het einde van het water maar hem aldus juist oriënteert op de zee. En dat is de dialectiek van waaruit Rimini Protokoll in Nachlass te werk gaat. Zoals ook Michael Schwery – een ingenieur van een groot bedrijf en vader van een jonge dochter, die wekelijks zijn leven op het spel zet door van hoge bergen te basejumpen – zegt: ‘’Als ik in de lucht ben, bestaat er even geen toekomst of verleden. Alleen het hier en nu telt nog.’’ Juist door de dood op te zoeken, herinnert hij zich het leven – het echte, reële leven welteverstaan: het leven in al zijn vergankelijkheid en eindigheid. 

‘Het is de tijdelijkheid, de eindigheid waar alles om draait’ schreef Kierkegaard. En inderdaad, onsterfelijkheid, oneindigheid en eeuwigheid zijn menselijke noties die dikwijls als ontsnappingen fungeren voor datgene in het licht waarvan de mens juist het interessantste en ingewikkeldste wordt: onze eindigheid. De mens is altijd Sein-zum-Tode, zo wist Heidegger, wij zijn pas in relatie tot het niet-zijn, en het is juist deze eindigheid die het leven zozeer accentueert. Het is daarom ook niet verbazingwekkend dat de filosofen en kunstenaars die de eindigheid van de mens in hun werk rehabiliteerden, ook degenen waren die het Leven zozeer adresseerden. Want wat betekent leven nog in het licht van oneindigheid? Wat betekent overleven nog voor iemand die de dood niet ziet? Het is deze grote ontdekking van de twintigste-eeuwse existentiefilosofie die Borges in al z’n ambiguïteit verwoordt in Chacarita; en het is precies deze gedachte die Rimini Protokoll performatief tot uiting brengt in Nachlass – pièces sans personnes. Omdat elke kamer een viering van het leven is, omdat elke opvatting van doodsangst een daad van leven is - omdat één enkele roos al meer dan al het marmer is. 

 

 

 


Projects

Nachlass - Pièces sans personnes