Von Herien Wensink
06.02.2017 / NRC
Ik ben een kindsoldaat. Net zat ik nog op school in Kisangani, Congo. Nu zit ik op een stoepje op een vieze binnenplaats in een naamloze stad met een kalasjnikov in mijn hand. Het is heet, de vliegen zoemen om mijn hoofd. In een afgedankte spiegel zie ik mezelf. Ik zie er verdwaasd uit. Misplaatst. Hoe ben ik hier beland?
Simpel, ik ben deel van de theaterinstallatie Situation Rooms, van het Berlijnse collectief Rimini Protokoll, over wereldwijde wapenhandel. Met behulp van instructies op een iPad speel ik de rol van een kindsoldaat, de negenjarige Yaoundé Mulamba Nkita, op wie deze verhaallijn, één van de twintig, gebaseerd is. Van school ontvoerd door rebellen, zwaar gedrogeerd, in een oorlog neergeplant en nu een vermoeide moordenaar. De vreemde shock die ik beleef door even Yaoundés identiteit aan te nemen, zou een afgeleide kunnen zijn van de ervaring die hij had: jezelf plots in de spiegel terug te zien als moordenaar. Een heel verre afgeleide, maar toch: het maakt zijn ervaring voorstelbaar, voor even. Dat is theater op z’n best.
Hetzelfde gebeurt erna met de andere personages die ik ‘speel’. Vluchteling, chirurg, politicus, advocaat. Maar ook: scherpschutter, dronepiloot, wapenhandelaar. Rimini Protokoll verzamelde al hun (waargebeurde) verhalen, en laat twintig deelnemers in hun huid kruipen.
Zo beland ik in een vergaderkamer van de Verenigde Naties, in een kantoor in Abu Dhabi, een internetcafé in Jordanië, een straat in Homs, een veldhospitaal in Sierra Leone; allemaal kleine, hyperrealistische ruimtes, verbonden door gangetjes, trappen en een (nep-)lift, ingenieus aaneengesmeed door decorontwerper Dominic Huber. De ruimtes zijn steeds maar enkele meters van elkaar verwijderd – één deur scheidt Homs van Abu Dhabi – en dat illustreert treffend hoe nauw deze plaatsen, fabrikanten, wapens, gebruikers en slachtoffers met elkaar verbonden zijn. Situation Rooms toont ons een alternatieve wereldkaart van wapengeweld.
Steeds neem ik een andere identiteit aan. De iPad vraagt me om op een stoel te gaan zitten, een kogelvrij vest aan te trekken, of een onlinefilmpje te bekijken. Elk personage hanteert zijn eigen logica en voelt zich vanuit zijn eigen perspectief gerechtvaardigd. Maar de toeschouwer, die al die verschillende, vaak botsende perspectieven tot zich neemt, duizelt het. Die kan gaandeweg uitstijgen boven persoonlijke motieven en ziet dan alleen nog die irrationele cirkel van geweld, een cynische cyclus zonder eind.
Situation Rooms, vanaf donderdag in Amsterdam te zien, is een project van Rimini Protokoll, het theatercollectief dat centraal staat op festival Brandstichter van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Rimini Protokoll maakt documentair theater gebaseerd op uitvoerige research – dat vaak veel langer in beslag neemt dan het daadwerkelijke maken van de voorstelling. De groep werkt niet met acteurs, maar met deskundige amateurs. Het idee is het verhaal te laten vertellen door de mensen die het zelf hebben meegemaakt.
Dat pakt vaak goed uit. Bij Situation Rooms, en bij bijvoorbeeld Radio Muezzin, hier te zien op het Holland Festival 2010, waarin de groep Egyptische muezzins op het podium van de schouwburg zette. Maar door de studieuze aanpak en het optreden van amateurs kunnen hun voorstellingen ook nogal stroef en ontheatraal zijn – zelfs al is de inhoud interessant.
Het woord als wapen
Dat is helaas ook het geval bij de controversiële productie Adolf Hitler: Mein Kampf, Band 1 & 2, vanaf dinsdag op het festival te zien. Deze sobere voorstelling staat – bewust – in schril contrast met de brisante inhoud. Rimini Protokoll vroeg zich met zes ‘betrokkenen’ af wat de gevolgen zouden zijn van het vrijkomen, in 2016, van de auteursrechten van Hitlers antisemitische beginselverklaring Mein Kampf. Maar ‘betrokken’ moet in dit geval nogal perifeer worden opgevat: er zijn twee juristen, een Israëlische advocaat, een Turks-Duitse rapper, een boekrestaurateur en een blinde radioman, die op toneel een brailleversie van Mein Kampf leest.
Behalve de opgewekt militante rapper (met de toepasselijke artiestennaam Volkan T. Error), bezit geen van hen enig theatraal charisma. Dat valt hun volstrekt niet te verwijten, maar de makers wel: zij houden in de vorm te weinig rekening met de beperkingen van hun ‘experts’, en laten de voorstelling te zeer steunen op hun présence. De zes lezen passages voor en vertellen beurtelings hun verhaal. Doordat die verhalen vooral gaan over juridische en praktische zaken (drukken, verspreiden, auteursrecht, censuur), cirkelt de voorstelling rond de echte pijn. De Holocaust wordt opzichtig gemeden, woordelijke verwantschap met hedendaagse racistische propaganda of de verontrustende populariteit van het boek in de Arabische wereld worden enkel feitelijk, droog, geconstateerd.
Een ‘ontdemonisering’ noemt de groep het zelf. Maar ontdemoniseren tot onbeduidende proporties kan het doel niet zijn geweest. Daarvoor is de inhoud te interessant en, ook nu weer, relevant. Wat het woord kan doen, hoe het tot wapen wordt, dat belangrijke actuele aspect blijft onbesproken.